Freddy, een jongen die aan de rand van de stad woont, krijgt voor zijn achtste verjaardag een bokkenwagen en een wit bokje. Op een winderige dag gaat Freddy weer uit rijden met zijn bokkenwagen. Hij begint bij het Draaiplein, waar de bussen aankomen en na een tijdje weer vertrekken. Freddy kent de buschauffeurs goed en hij beschouwt ze allen als zijn vrienden. Maar Steven vindt hij het aardigst. En gelukkig rijdt Steven net langs de vaart, als hij ziet dat Sik de bok van iets schrikt en begint te steigeren. Door de schok komt de bokkenwagen tot stilstand tegen een paal. Freddy wordt daardoor uit het wagentje geslingerd en belandt in het water. Steven aarzelt geen moment en duikt Freddy na. Freddy wordt door omstanders thuis gebracht, terwijl Steven naar huis gaat om droge kleren aan te trekken. Later wordt Freddy ziek, maar Steven wordt heel erg ziek, nadat hij van zijn baas meteen weer aan het werk moest. En als Steven lang thuis moet blijven met een longontsteking, wordt hij ontslagen. Gelukkig komt alles goed als de vader van Freddy, die een kledingfabriek heeft, Steven een baan aanbiedt als chauffeur.