Verhaal over twee katholieke families uit Rotterdam, die uit een zeer verschillend milieu afkomstig zijn. De ene is een eenvoudig arbeidersgezin, terwijl de andere, het gezin van een oliemagnaat is met een grote villa met botenhuis en een renstal, aan de Maas bij Kralingen. Toch zijn er ook overeenkomsten, want beide gezinnen tellen vijf kinderen, die bovendien van ongeveer gelijke leeftijd zijn. De twee gezinnen trekken veel met elkaar op, omdat ze dicht bij elkaar wonen in Kralingen. Ze beleven samen kleine en grotere gebeurtenissen, zoals het te water laten van een boot, een ruiterfeest en een inbraak. De gymnasiast en later medisch student in Nijmegen uit het arbeidersgezin en het oudste meisje uit het andere gezin, worden zich bewust van de meer dan vriendschappelijke gevoelens voor elkaar.