Swiebertje heeft maanden rondgezworven. Trekkend van de ene boerderij, naar de andere boerderij. Hier en daar heeft hij wat klusjes gedaan om zijn kostje te verdienen. Maar nu is het mei en hij verlangt naar zijn dorp. Hij wil zijn vriend Luie Loodje weer zien, Therese en freule Nicolien. Ja zelfs Bromsnor wil hij weer ontmoeten, maar het meest verlangt hij naar Saartje. Maar in het dorp blijkt dat het kasteel leegstaat. Freule Nicolien en de baron en barones zijn vertrokken naar het buitenland. Swiebertje weet het kasteel binnen te komen en maakt op een ongewone manier kennis met de nieuwe bewoners die uit Indië komen. Hij weet al snel het dienstmeisje Petronella en Madeleen, de dochter des huizes met zijn grappen en grollen voor zich te winnen. Wat Swiebertje nog niet weet is dat Saartje ook is vertrokken. Zij moest voor haar zieke vader zorgen en ten slotte is ze maar bij hem blijven wonen. Nu is Koba aangenomen in het burgemeestershuis. Na een reeks van misverstanden, komt Swiebertje er eindelijk achter dat niet Saartje, maar Koba de scepter zwaait in het burgemeestershuis. Onder het genot van koffie en gebak maken ze in de kamer van de burgemeester nader kennis met elkaar. En Koba heeft er geen bezwaar tegen dat iedereen haar voortaan Saartje noemt.