Onpartijdige samenspraeck, tusschen drie persoonen, voorgevallen op de wacht tot Amsterdam
zijnde het eenen een assistent, en het ander een gemeen soldaet, genaemt Harmen; en de derde een liefhebber van de vryheyt, genaemt de Wit; over en aengaende de onlanghs uytgekoomen oprechten Hollantschen bootsgesel; waer in eenige valsheeden en lasteringen, weederleyt en ten toon gesteld werden; tot troost ende onderrechtinge van de vroome en wellievende patriotten
Gedrukt boek